stumper
Niet te verwarren met: Stümper |
- stum·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stumper | stumpers |
verkleinwoord | stumpertje | stumpertjes |
de stumper m
vervoeging van |
---|
stumperen |
stumper
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stumperen
- Ik stumper.
- gebiedende wijs van stumperen
- Stumper!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stumperen
- Stumper je?
- Het woord stumper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stumper" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "stumper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stumper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- stum·per
Naar frequentie | 10846 |
---|
stumper
- tegenwoordige tijd van stumpe
stumper, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van stump
- stum·per
Naar frequentie | 26753 |
---|
stumper, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van stump