Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strooi·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strooibus strooibussen
verkleinwoord strooibusje strooibusjes

Zelfstandig naamwoord

de strooibusv / m

  1. (huishouden) fles of koker die is afgesloten met een dop met gaatjes waardoor je korrels of poeder gelijkmatig kunt uitstrooien
    • De borden zijn warm, zoals het hoort, maar dan moet er geen salade op liggen. De kinderpannenkoek (ƒ6,50) wordt met applaus begroet en op tafel staan een strooibus poedersuiker en een fles stroop, net als thuis (of op de camping). [2] 
    • Een beetje pasta met een beetje tomatensaus en een royale hoeveelheid geraspte kaas. Een maal om een moord voor te doen. Maar over de kaas wordt nogal eens onverschillig gedaan. Het raspsel komt vaak uit een pakje of een strooibus. Men vraagt zich niet eens af van welke kaas het af komt. Dat is geen genieten, dan is eten vervelend werk. [3] 
    • Eerst was er zout op aarde, toen kwamen de mensen. Het zout was grof, de mensen wilden het fijner. Zoutproducenten leverden het in kleine korrels. In de Verenigde Staten was een zoutmerk op de markt met zoutkorreltjes van allemaal nauwkeurig dezelfde doorsnee. Geen opstoppingen meer voor de gaatjes in de dop van de strooibus. Maar wat de ene generatie comfortabel vindt is voor de volgende stomvervelend. Grof zout kwam terug in de mode en liefst zeezout dat gezonder is en lekkerder, als je het gelooft. Geloof je het niet, dan is het ook niet zo. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Piethein Burmanje 2 augustus 2001 Paradijs voor kleuters
  3. NRC Wouter Klootwijk 11 januari 2005 Kaasrasp uit de timmerwinkel
  4. NRC Wouter Klootwijk 7 september 2007 Bezig zijn met je zout
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be