(voeding) benaming voor vlees dat op laag vuur gedurende lange tijd gegaard is (gestoofd) om het mals te maken
‘Vandaag voel ik me Congolees en wil ik bakbanaan, morgen geniet ik van stoverij met friet’[3]
Zo is er Gaby Lencina Den Dauw. Zij richtte in Argentinië een Belgische zaal op in een plaatselijk museum. Jorgelina Hazebrouck werd geboren in Gent. Haar overgrootouders voedden hun kinderen op als echte Argentijnen. Jorgelina groeide op in een huis vol Belgische vlaggen en maakt nog steeds Vlaamse stoverij klaar. Een ander verhaal komt van Meis Bockaert. Zij verhuisde op haar dertiende naar Argentinië en kwam terug naar België toen ze veertig was.[4]
Elke zondagavond at daar het eerste elftal van KAV Dendermonde en als ze hadden verloren, moest de stoverij van tante Anne-Mie 'de neuzen weer een richting op krijgen'. Haar geheim: een Rood Duiveltje in de stoverij, een pepertje dus.[5]
Een stoof is iets magisch. ’s Ochtends gooi je een aantal ingrediënten in n grote pan. ’s Avonds schep je een hemelse homogene saus uit diezelfde pan. Maar als je de volgende dag de restjes weer opwarmt, dan is die dekselse stoverij nog lekkerder dan gisteren.[6]