Nederlands

 
stoofvlees met frieten
Uitspraak
Woordafbreking
  • stoof·vlees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoofvlees
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het stoofvleeso

  1. (rund)vlees dat door (zeer) langdurig stoven (zeer) mals is geworden
    • Voor mijn tafelgenoten en mij ging het deze week in La Pizza Noord onder meer van start met de eerste dagmenu’s: gefrituurde polenta met stoofvlees, finnochio ofwel geroosterde venkel met pruimen in rode wijn, en branzino: carpaccio van rauwe zeebaars met artisjok, en een pizza met eveneens rauwe tonijn. Huisgemaakte desserts op de openingsdag waren een citroentaart en een taart van rabarber. Kun je toch ook moeilijk laten staan. Ik bedoel maar, kom er allemaal maar eens om in de doorsnee-pizzatent. [2] 
  2. Belgisch gerecht bestaande uit stukken stoofvlees die klaargemaakt zijn in donkerbier
    • Net zoals alle eten in België is stoofvlees klaargemaakt in bier. 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. stoofvlees op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Wim de Jong 17 juni 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be