Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sto·chas·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stochastisch stochastischer
verbogen stochastische stochastischere
partitief stochastisch stochastischers -

Bijvoeglijk naamwoord

stochastisch

  1. afhankelijk van een bepaalde kans of van het toeval
    • We hebben te maken met een stochastische variabele. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

39 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be