Nederlands

 
Een steenhouwer aan het werk in de Grote Kerk (Breda)  
Uitspraak
Woordafbreking
  • steen·hou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steenhouwer steenhouwers
verkleinwoord steenhouwertje steenhouwertjes

Zelfstandig naamwoord

de steenhouwerm

  1. (beroep) een handwerksman die natuursteen met hamer en beitel bewerkt in een steenhouwerij of tijdens restauratiewerkzaamheden.
    • Een beeldhouwer wordt doorgaans geen steenhouwer genoemd. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid