Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sneeuw·hou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwhouwer sneeuwhouwers
verkleinwoord sneeuwhouwertje sneeuwhouwertjes

Zelfstandig naamwoord

de sneeuwhouwerm

  1. (beroep) iemand die uit een berg sneeuw een vorm houwt, meestal als kunstvorm.
    • De sneeuwhouwer maakte een mooie sneeuwsculptuur tijdens het festival. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid