standplaats
- Geluid: standplaats (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstɑntplats / (2 lettergrepen); /stɑmplats/
- stand·plaats
- samenstelling van stand en plaats [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | standplaats | standplaatsen |
verkleinwoord | standplaatsje | standplaatsjes |
- een vaste plaats waar iemand of iets zich bevindt
- een plaats waar een ambtenaar o.i.d. gevestigd is
- (biologie) een plaats waar een bepaalde plantensoort verwacht kan worden
- (jachttaal) een plaats waar de jager wacht op langskomend wild
- de plaats waar een voertuig of ander verkeersmiddel stilhoudt, halt maakt
- [5] halte, pleisterplaats, post, station
- [1] Standplaats voor taxi's.
- Het woord standplaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "standplaats" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be