• stand·plaats
enkelvoud meervoud
naamwoord standplaats standplaatsen
verkleinwoord standplaatsje standplaatsjes

de standplaatsv / m

  1. een vaste plaats waar iemand of iets zich bevindt
  2. een plaats waar een ambtenaar o.i.d. gevestigd is
  3. (biologie) een plaats waar een bepaalde plantensoort verwacht kan worden
  4. (jachttaal) een plaats waar de jager wacht op langskomend wild
  5. de plaats waar een voertuig of ander verkeersmiddel stilhoudt, halt maakt
  • [1] Standplaats voor taxi's.
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]