[1] ijzeren staketsel
 
[3] staketsel van Blankenberge
  • sta·ket·sel
  • In de betekenis van ‘rij palen’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
  • uit 1573 met het achtervoegsel -sel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord staketsel staketsels
verkleinwoord staketseltje staketseltjes

het staketselo [3]

  1. een vaak wat slordig gemaakt bouwwerk van palen en staven
    • Even later keerden ze terug met een lang spit waaraan een big was geregen. De kop zat nog op de romp van het beest en in zijn hek was een appel gepropt. Met zijn drieën hesen ze de staaf met het varken eraan op de twee staketsels. Leens concubine begon het spit boven het vuur rond te draaien. [4] 
    • Rechts een puntdak met een dakgoot, van een huis dat het niet lang meer zou maken. En recht achter het terras, aan de overkant van een steeg van een meter of twee breed, een donker staketsel van golfplaten en balken van wat misschien ooit een fabriekje was geweest. [5] 
    • Om veiligheidsredenen is de parkeerplaats van het ROC van Twente, die zich onder het geraamte van het Hijschgebouw bevindt, sinds vorige week donderdag afgesloten. Dat gebeurde op last van de gemeente, nadat was geconstateerd dat delen van de staalconstructie los zouden kunnen raken. Naar aanleiding daarvan werd het staketsel schoongemaakt en werden losse elementen verwijderd. Een week later mocht de parkplaats weer in gebruik worden genomen.[6] 
  2. hekwerk
  3. havenhoofd gemaakt met houten palen
55 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[7]