stadsgenoot
- Geluid: stadsgenoot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstɑtsxənot / (3 lettergrepen)
- stads·ge·noot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stadsgenoot | stadsgenoten |
verkleinwoord | - | - |
de stadsgenoot m
- iemand die in dezelfde grote plaats woont
- De plaatsing ervan in een aangenaam decor, het beperken van het aantal tentoongestelde objecten en de uitvergrote leesteksten met eventueel muzikale intermezzi moeten de toevallige toerist, de meer geïnteresseerde stadsgenoot of de tot het bezoek verplichte leerling boeien. [2]
- iemand die in dezelfde grote plaats is geboren
- Montald volgde dagcursussen decoratief schilderen in de technische school van Gent en vanaf 1874 avondcursussen in de Gentse Academie voor Schone Kunsten. In 1885 trok hij naar Parijs met de schilder en afficheontwerper Privat-Livemont en werd leerling aan de Ecole des Beaux-Arts. (…) Montald won in 1886 de Prijs van Rome met het werk ‘Diagoras in triomf meegedragen door zijn zonen, overwinnaars van de Olympische Spelen van het Oude Griekenland’. Zijn thuisstad vierde de jonge stadsgenoot intens. Hij ontving een onderscheiding en een medaille van de ‘Maatschappij ter bevordering van Nijverheid en Wetenschappen’. [3]
- stadgenoot (vooral in Nederland gangbaarder)
- [1] medebewoner, medeburger
- Het woord stadsgenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Meulemeester, J.L."In en om de kunst. Over iconografische tentoonstellingen, proefopstellingen en cartografie in Vlaanderen" in: Vlaanderen. 283 jrg. 49 nr. 5 (november/december 2000) Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt; p. 353; geraadpleegd 2018-10-19
- ↑ Van Daele, R."Zes Reynaertschilderingen in het huis van Max Rooses" in: Tiecelijn. Jaarboek 5 jrg. 25 (2012) Vzw Tiecelijn-Reynaert / Marcel Ryssen, Sint-Niklaas; p. 143; geraadpleegd 2018-10-19