stacaravan
  • sta·ca·ra·van
enkelvoud meervoud
naamwoord stacaravan stacaravans
verkleinwoord stacaravannetje stacaravannetjes

de stacaravanm

  1. een grote vakantiecaravan die een vaste staplaats heeft en soms als een permanente verblijfplaats gebruikt wordt
    • Hij koesterde geen spaargeld of bezittingen. Zijn vaste lasten bestonden vooral uit de huur van een stacaravan op het terrein van caviaopvang Beertje even buiten Middelstum en daarbij behorende servicekosten. [2] 
    • Er bestaat een tv-programma, Extreme Home Makeover, waarin een Amerikaanse familie, door noodlot, ziekte of slecht weer getroffen, binnen een week een compleet nieuw gebouwd huis krijgt, meestal vijf tot tien keer groter dan het oude huis. Daar zijn die families altijd heel blij mee, want ze komen met z'n zevenen of negenen uit een stacaravan, bouwvallige blokhut of op instorten staand krot. [3] 
    • De Groep Oostappen wil de huidige 740 plaatsen op het kampeerterrein van Hengelhoef in Houthalen-Helchteren met 886 extra plaatsen voor chalets of stacaravans uitbreiden. Holiday Suites wil dan weer de bestaande 143 bungalows en 92 vakantieappartementen uitbreiden met 800 appartementen, een hotel en een parking. Het openbaar onderzoek voor dit provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan loopt nog tot 20 december.[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Valens, Anton
    Het boek ont [2012] ISBN 978-90-457-0473-9 pagina 25
  3. 25
    Groothuis, Diet
    Het grote poetsboek [2016] ISBN 978-90-450-2940-5 pagina 19
  4. de Standaard 8 NOVEMBER 2017