stab
Niet te verwarren met: Stab |
- stab
enkelvoud | meervoud |
---|---|
stab | stabs |
stab
- steek [1], messteek
- steekwond
- (figuurlijk) een agressieve opmerking
- [3]: stab in the back
oplichting, verraad
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to stab |
he/she/it | stabs |
verleden tijd | stabbed |
voltooid deelwoord |
stabbed |
onvoltooid deelwoord |
stabbing |
gebiedende wijs | stab |
stab
- overgankelijk steken, een messteek toebrengen
- onovergankelijk steken, een vlaag van pijn oproepen (ook fig.)
- overgankelijk pikken, priemen, prikken
- overgankelijk stompen
- [1]: wound
- [1]: stabber