sproeikop
  • sproei·kop
enkelvoud meervoud
naamwoord sproeikop sproeikoppen
verkleinwoord sproeikopje sproeikopjes

de sproeikopm

  1. uiteinde van een waterleiding waarmee men water in fijne druppeltjes ergens op kan spuiten
     Behalve Tjagoenova zat een paar wagons verderop, dichter bij de locomotief, een andere kennis van Pritoeljev in de trein die daar God mocht weten hoe was beland: een witharige, magere meid genaamd Ogryzkova of 'Neusgat'en `Sproeikop', zoals enkele van de beledigende bijnamen luidden waarmee Tjagoenova haar had bedeeld.[1]
     Sainsbury viel donderdag met zijn knie op een uitstekende sproeikop. De Australiër is naar verwachting drie tot vier weken uit de roulatie.[2]
  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  2.   Weblink bron “Sainsbury (PEC) breekt knieschijf” (07-02-2014), NOS