meisje met springtouw
  • spring·touw
enkelvoud meervoud
naamwoord springtouw springtouwen
verkleinwoord springtouwtje springtouwtjes

het springtouwo

  1. stuk touw of kunststofdraad van zo`n 1,5 meter lengte of langer, dat kan worden rondgedraaid, waarna iemand steeds over het touw kan springen zonder dat het touw de voeten raakt
    • De televisie herhaalt Jinek en ik zie mezelf met de striem in mijn gezicht van het springtouw dat ik ontving op de sportschool en die ik zelf alweer helemaal vergeten was omdat ik mijn eigen gezicht nooit zie.[2] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Pepijn Lanen 30 januari 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be