sprank
- sprank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sprank | spranken |
verkleinwoord | sprankje | sprankjes |
- een klein beginnetje
- Wat zo vreemd was, was dat ze bij die vrolijke muziek heel ernstig keek. Geen sprankje plezier. En dit contrast met de vrolijke draaiorgelmuziek vond ik beangstigend. [3]
- Of reageerde ik misschien op het geprefabriceerde van de dagen in deze wereld, op de vastgelegde routines die we hadden en die alles zo voorspelbaar maakten dat we in vermaak moesten investeren om een sprankje intensiteit te voelen? [4]
- Nicht Coosje Boudier vertelt, dat in Den Haag meisjes met Duitse officieren in de Rotonde zitten te borrelen. Hebben ze dan geen sprank eergevoel, en trots en schaamte[5]
- Het woord sprank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sprank" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ sprank op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Swaab, DickOns creatieve brein [2016] ISBN 978-90-450-3057-9 pagina 235
- ↑ Knausgard,KarlLiefde vertaald door Marianne Molenaar [2009] ISBN 978-90-445-2204-4 pagina 72
- ↑ Volkskrant 19 mei 2015, uit een dagboek Utrecht, 19 mei 1940
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be