• sprank·je
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord sprankje sprankjes

het sprankjeo dim. tant.

  1. opflikkering, vonkje
    • Dat gaf hem weer een sprankje hoop. 

het sprankjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord sprank
96 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be