sportvrouw
  • sport·vrouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportvrouw sportvrouwen
verkleinwoord

de sportvrouwv

  1. (beroep) (sport) vrouw die sport op een hoog niveau beoefent
     Ze was als captain van het Japanse volleybalteam een succesvolle sportvrouw, maar dat ging ten koste van haar privéleven.[2]
     Sportvrouwen kun je niet opzij zetten. Als je de beste voetbalster van de wereld bent of de grootste tennisster, of snelste loopster, zullen de bobo’s je het podium moeten geven of je je het harnas in glimlacht of niet.[3]
     Sophie de Boer is dit weekend bekroond tot Enschedese Sportvrouw van het Jaar. Dit gebeurde tijdens de Sportverkiezing Enschede in de Pathmoshal.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Henk Stouwdam
    “Masae Kasai won het eerste volleybalgoud en werd beloond met een echtgenoot” (4 augustus 2020) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Carolina Trujillo
    “Takkewijven” (16 mei 2019) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron “Sophie de Boer is Enschedese Sportvrouw van het Jaar” (17 september 2017) op tubantia.nl