spoorwegpolitie
  • spoor·weg·po·li·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord spoorwegpolitie
verkleinwoord

de spoorwegpolitiev

  1. (ordehandhaving) een politiedienst die verantwoordelijk is voor het voorkomen en opsporen van strafbare feiten in treinen en op de stations
     De eerste maal, in 1995, toen ik na terugkeer uit Berlijn mijn tas in de trein had laten staan, en door de spoorwegpolitie naar mijn buurtbureau was verwezen om een formulier in te vullen.[2]
     In Essen wachtte de gealarmeerde spoorwegpolitie hem op. Een blaastest wees uit dat de man uit Ibbenbüren 1,9 promille alcohol in zijn bloed had. Tegen hem is proces-verbaal opgemaakt wegens het op een gevaarlijke manier verstoren van het treinverkeer.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “Dronken Duitser springt op rijdende trein en maakt dodenrit” (24-01-2019), NOS