• spi·raal
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘krullijn, schroeflijn’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • afgeleid van het Franse spirale [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spiraal spiralen
verkleinwoord spiraaltje spiraaltjes

de spiraalv / m [3]

  1. een kromme lijn die zich om een punt heen slingert en zich steeds meer daarvan verwijdert
  2. een kromme lijn die zich om een punt heen slingert en en dat punt steeds dichter benadert
     Megastallen verhogen de risico's bij brand of ziektes, stelt Wakker Dier. "Bovendien dragen megastallen bij aan de neerwaartse spiraal van minder boeren en minder aandacht voor individuele dieren." Het totale aantal landbouwbedrijven en het aantal dieren neemt af.[4]
  3. (wiskunde) lijn of voorwerp waarvan de windingen een cilinder (schroef) of een kegel beschrijven
  4. bepaald type bedbodem van in elkaar gevlochten stalen veren
  5. (seksualiteit) bepaald voorbehoedmiddel (meestal spiraaltje genoemd)
vervoeging van
spiralen

spiraal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spiralen
    • Ik spiraal. 
  2. gebiedende wijs van spiralen
    • Spiraal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spiralen
    • Spiraal je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]