spionagedienst
- spi·o·na·ge·dienst
- samenstelling van spionage zn en dienst zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spionagedienst | spionagediensten |
verkleinwoord |
- het inwinnen van geheime informatie over de vijand
- ▸ Is dat niet de man die vroeger in Amsterdam spionagediensten voor het Franse gouvernement verrichtte? De man die huisknecht bij Gijsbert is geweest .[2]
- (militair) organisatie die gericht is op het heimelijk inwinnen van geheime informatie over de vijand
- ▸ En sinds lang is Louis overtuigd dat er aan zijn hof talloze verklikkers zijn: hoe zou zijn broer anders alles weten? Er moet een geregelde spionagedienst tussen Parijs en Holland bestaan, die al zijn doen en laten overbrieft.[2]
- Het woord spionagedienst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 2,0 2,1 Johanna van Ammers-Küller“Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723