Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spi·o·na·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spionage -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de spionagev

  1. de handeling van het spioneren
    • Het bedrijf liet spionage uitvoeren. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen