spijl
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spijl
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spijl | spijlen |
verkleinwoord | spijltje | spijltjes |
Zelfstandig naamwoord
- (techniek) staaf in een hek, traliewerk, balustrade etc. [3]
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord spijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "spijl" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "spijl" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ spijl op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be