• spie·gel·ei
  • In de betekenis van ‘gebakken ei met heel gebleven dooier’ voor het eerst aangetroffen in 1701 [1]
  • samenstelling van  spiegel  en  ei  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spiegelei spiegeleieren
verkleinwoord spiegeleitje spiegeleitjes

het spiegeleio [3]

  1. (voeding) gebakken ei met hele dooier
  2. (geschiedenis) stok met ronde schijf gebruikt door klaarovers en hoofdconducteurs
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]