spatting
- spat·ting
- naamwoord van handeling van spatten met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spatting | spattingen |
verkleinwoord |
de spatting v
- Het woord spatting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spatting" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
spatting
- onvoltooid deelwoord van spat
spatting
- gerundium van spat