• spats
enkelvoud meervoud
naamwoord spats spatsen
verkleinwoord spatsje
spatsie
spatsjes
spatsies

de spatsm

  1. rumoerig en hinderlijk gedrag
     Tegen Van Waveren zou je niet veel spats maken, wijl je wist dat ie je met 'n paar spot-woorden staan liet in je hemd, maar overigens....[3]
  • spats maken
    drukte maken
  • spats hebben
    drukte maken
32 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. spats op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    O. Ruisch
    De streber in: Opwaartsche wegen., jrg. 5 nr. 3 (1927), Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam, p. 95
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be