• so·lo·slim
enkelvoud meervoud
naamwoord soloslim
verkleinwoord

de soloslimm

  1. (kaartspel) bij het wiezen: een bod om 12 (voor een kleine) of 13 (voor een grote) slagen alleen te halen
  2. (figuurlijk) iets helemaal in je eentje doen zonder hulp of steun van anderen
     Ook aan Vlaamse kant maakt men zich zorgen over de groei van de deltavariant. ‘Het is zeker niet zo dat we de zaak minimaliseren’, is te horen in regeringskringen. ‘Maar er is afgesproken om hier als klein land geen soloslim te spelen. Anders riskeer je straks een onoverzichtelijk lappendeken aan maatregelen. Daarom is het beter om hierover op Europees niveau afspraken te maken’, is te horen.[1]
     Ernest zag, dat er voor 't oogenblik geene spraak kon zijn, zijn vader te overhalen; en toen hij des avonds mismoedig en ontstemd het huis zijner vrijage betrad, vond hij moeder en dochter met gebogen hoofde bij elkander zitten, beiden nog onder den indruk hunner mislukte poging met het heillooze soloslim-nieuws van het Handelsblad.[2]
  1.   Weblink bron “Deltavariant verontrust: Erika Vlieghe zet Portugal op lijn van India en Brazilië” (02/07/2021), De Standaard
  2.   Weblink bron
    Edmond Campers
    “Meetingist en geus.

    Antwerpsche zedenschets.” (1886), DBNL