• wie·zen
  • Afgeleid van het Engelse "whist"
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wiezen
wiesde
gewiesd
zwak -t volledig

wiezen [1] [2]

  1. Het gelijknamig kaartspel spelen
  1. (kaartspel) Een populair kaartspel, whist
    • Cremers hoopt met de viering volgend jaar de mensen opnieuw te lokken. In maart opent een expo met Turnhouts drukwerk en ook het wereldkampioenschap wiezen wordt in de hoofdstad van de Kempen georganiseerd. [3] 


11 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]