• so·lip·sis·me
  • In de betekenis van ‘een filosofische leer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1]
  • afgeleid van het Latijnse solus 'alleen' en ipse 'zelf' met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord solipsisme -
verkleinwoord - -

het solipsismeo [3]

  1. (filosofie) filosofische leer die ervan uitgaat dat er maar één enkel bewustzijn bestaat, nl. dat van de waarnemer
    • Wittgenstein schreef in zijn Tractatus dat het solipsisme helemaal juist is, je kunt het alleen niet zeggen.[4] 
34 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[5]


solipsisme m

  1. solipsisme