snoeverij
- snoe·ve·rij
- Naamwoord van handeling van snoeven met het achtervoegsel -erij[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snoeverij | snoeverijen |
verkleinwoord |
de snoeverij v
- je beter, groter of sterker voordoen dan je eigenlijk bent
- Hij liet zich weer niet verleiden tot gedurfde uitspraken. Fred Rutten houdt niet van bluffen. Snoeverij is hem vreemd, maar de 2-1 overwinning op achtervolger SC Heerenveen bracht zijn ploeg weer op een hoger plan in de pikorde van de eredivisie. [2]
- Ik zag eerste ontmoetingen voor me, schuchterheid en snoeverij, eenzaamheid en verlangen, lange levens met heel wat tegenslagen. [3]
1. je beter, groter of sterker voordoen dan je eigenlijk bent
- Het woord snoeverij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snoeverij" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 19-02-07 FC Twente kan zich serieus op top drie richten
- ↑ HP de Tijd 0/06 | 2013 MATT DINGS Vrijgrage huismus zoekt bonte specht: de wereld van de mini-advertentie
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be