snoepig
- snoe·pig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | snoepig | snoepiger | snoepigst |
verbogen | snoepige | snoepigere | snoepigste |
partitief | snoepigs | snoepigers | - |
snoepig [2]
- schattig en lief met name van kinderen
- ▸ Ook lief: als overgrootmoeder 'oma Corrie' hem vraagt waar papa uithangt, maakt hij het bekende pingpinggebaar van de duim die over de wijsvinger wrijft. Oftewel, papa is geld aan het verdienen. Wat snoepig![3]
- gulzig
- Het woord 'snoepig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snoepig" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ snoepig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Han Lips“Papa André Hazes is continu geld aan het verdienen” (19 april 2018), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be