Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snoe·pe·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen snoeperig snoeperiger snoeperigst
verbogen snoeperige snoeperigere snoeperigste
partitief snoeperigs snoeperigers -

Bijvoeglijk naamwoord

snoeperig [2]

  1. van iets dat de smaak van snoep heeft
    • Nog meer reden tot bio-vreugde? Vergeet dan niet – voor het geval dat dit voorjaar en deze zomer hier ooit nog eens echt de zon gaat schijnen - Château de Caraguilhes Corbières 2012 rosé aan te schaffen (tijdelijk € 6,00). Misschien nu ook nog wat snoeperig door zijn jeugd. Maar het is wel van het soort snoep dat ik in mijn jeugd niet kreeg. [3] 
    • Het gaat hier over zomerfruit deze week, en vanzelfsprekend hoort daar een recept met frambozen bij. Alleen, met frambozen heb ik een probleem. Frambozen zijn zulke volmaakte vruchtjes, zo snoeperig van vorm, zo delicaat van structuur, zo fijnzinnig van smaak, dat ik het al snel blasfemisch vind ze anders dan in hun volle glorie op te dienen. [4] 
    • Snoeperige glaasjes Nodig:2 gekookte bieten1 plat stuk Hollandse geitenkaas van ca. 200 gram4 eetl. notenolie1 eetl. balsamico azijnzout en versgemalen peper* * * *1/2 kleine courgette200 g bloedworstscheutje cognac4 appelkappers [5] 
  2. van iets dat het er heel lief en leuk uit ziet
Synoniemen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. snoeperig op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Harold Hamersma 27 april 2013 Biologisch om niet te vergeten
  4. NRC Janneke Vreugdenhil 6 juli 2010 Eet frambozen
  5. NRC Anne Scheepmaker 13 april 2006 Snoeperige glaasjes
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be