snoeper
- snoe·per
- Naamwoord van handeling van snoepen met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snoeper | snoepers |
verkleinwoord | snoepertje | snoepertjes |
de snoeper m
- liefhebber van zoetigheden
- Slakken. Strooi tegen het vallen van de avond paneermeel op een tegelpad vlak bij begroeiing. Wacht een paar uur, vang de snoepers en laat ze ergens vrij waar ze geen kwaad kunnen. Of vul een jampotje zonder deksel met bier en graaf het in de grond, laat het glas ongeveer een centimeter boven de grond uitsteken. De slakken verdrinken erin.[3]
- Indra kijkt op de klok. Het laatste uur is bijna voorbij. Heike kan over een kwartiertje bij haar zijn. Ze heeft zin om haar vriendin te verrassen. Maar waarmee? Heike is geen snoeper. Ineens weet ze iets. Gisteravond heeft ze hun lievelingsnummer gedownload.[4]
- ‘En dat is goed nieuws voor snoepers die moeilijk maat kunnen houden.’ ‘Zo’n hersluitbare verpakking openen, is een psychologische drempel die ons telkens weer doet nadenken, al is het maar voor even’, zegt Van Kerckhove. [5]
- liefhebber van vrouwen
- [1] grourmet, lekkerbek, likkebaard, likkepot, zoetekauw, smikkelaar, smulbroer
- [2] versierder
1. liefhebber van zoetigheden
|
- Het woord snoeper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snoeper" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ snoeper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 25 Groothuis, DietHet grote poetsboek [2016] ISBN 978-90-450-2940-5 pagina 262
- ↑ Slee, CarryKappen 2015 ISBN 90-499-2086-1 pagina
- ↑ de Standaard 10/juli/2017 door Kristof Simoens
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be