Nederlands

 
1. De oogst van snijmaïs in Spanje.
Uitspraak
Woordafbreking
  • snij·ma·is
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snijmaïs -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de snijmaïsm

  1. (landbouw) planten van Zea mays  , geteeld om in hun geheel als veevoer te worden gebruikt
    • Een ander plafond, dat voor stikstofuitstoot, wordt echter nog steeds overschreden, ondanks de gekrompen veestapel. (…) Dat komt onder meer omdat de samenstelling van het voer is veranderd. Veevoer bevat namelijk steeds meer gras en krachtvoer (onder meer soja, koolzaad en bieten), en minder snijmaïs. [1]
    • Terwijl het aantal veehouderijbedrijven drastisch afnam, groeide echter het aantal runderen. Dit laatste was voor een groot deel mogelijk dankzij de veranderingen op het gebied van de veevoeding, met als een van de meest opvallende de waarlijk explosieve verbreiding van de teelt van snijmaïs. Snijmaïs was aan het eind van de jaren zestig nog nauwelijks van enige betekenis, maar was in de jaren negentig op gras na Nederlands belangrijkste landbouwgewas. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen