Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snijd·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snijdsel snijdsels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

snijdsel o [1]

  1. product of afval dat ontstaat bij het snijden of maaien
     Snijbonen, ze zijn er al, of ze zijn net klaar bij je vrienden of in je eigen tuin. Zeker als je in het zuiden woont. Beetje schoonmaken natuurlijk, dan door de snijbonensnijder. Dat prachtige machientje met die twee openingen en maar draaien en de snijdsels springen je om de oren. De geur omringt je, je voelt je als op een niet gemaaid voorjaarsgazon.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “De allerlekkerste snijbonen” (10 aug. 2012), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be