• snel·groei·end
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen snelgroeiend snellergroeiend snelstgroeiend
verbogen snelgroeiende snellergroeiende snelstgroeiende
partitief snelgroeiends snellergroeiends -

snelgroeiend

  1. in korte tijd sterk in omvang toenemend
    • Meteen na de geboorte bleek Nyima een tumor aan haar onderrug te hebben. Weliswaar goedaardig, maar snelgroeiend en daarmee toch levensbedreigend. Zou Nyima niet worden geopereerd, dan zou ze overlijden. [1] 
    • Helloprint geldt als een van de snelstgroeiende startups van Nederland. Het drie jaar oude bedrijf wil met het groeikapitaal het hoofdkantoor op Witte de Withstraat uitbreiden van 100 naar 150 werknemers en de activiteiten verder uitbreiden naar het buitenland, van vijf landen nu naar dertien landen volgend jaar. Tot de investeerders behoort Gert Jan Munneke, die het online marketingbedrijf Traffic4u opzette en succesvol verkocht. [2] 
    • Het hele jaar vakantie vieren op kosten van de baas. Wie wil dat nou niet. Bynder, het snelgroeiende Nederlandse techbedrijf biedt sinds begin dit jaar zijn personeel een onbeperkt aantal vakantiedagen per jaar aan. Een primeur voor Nederland volgens het bedrijf. Maar directeur Chris Hall verwacht niet dat mensen nu massaal afwezig zullen zijn. [3]