Vrouwen in Volendam met paraplu in sneeuwjacht.
  • sneeuw·jacht
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwjacht sneeuwjachten
verkleinwoord

de sneeuwjachtv / m

  1. sneeuwval met windstoten boven windkracht 5 waardoor er vaak weinig zicht is, afhankelijk van de intensiteit van de sneeuw
    • Het was 31 december. Sneeuwvlokken, diagonaal gestuurd, dwarrelden voor langs de A-kerk. De sneeuw kwam in rukken en bleef niet of nauwelijks liggen. De hagel- en sneeuwjachten volgden elkaar snel op, kort onderbroken door een haperende zon.[2] 
    • Omdat de wind in de noordelijke provincies is afgenomen, is het gevaar voor sneeuwjacht geweken. Sneeuwjacht is sneeuwval met windstoten boven windkracht 5, waardoor er sneeuwduinen ontstaan en het zicht erg beperkt is. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Valens, Anton
    Het boek ont [2012] ISBN 978-90-457-0473-9 pagina 99
  3. de Standaard 10/januari/2010 door oom, llc