• sna·ren·spel
enkelvoud meervoud
naamwoord snarenspel snarenspelen
verkleinwoord

het snarenspelo [2]

  1. (muziek) muziek gemaakt op een snaarinstrument
     Tovenaresje, zeg mij welke macht Mij naar het snarenspel heeft teruggedreven; Hoe vurig vlamt in 't hart de liefdeskracht,0, welk een hartstocht doet mijn vingers beven! zong hij met hartstochtelijke stem, zijn fonkelende gitzwarte ogen op de verschrikte maar gelukkige Natasja gericht.[3]
     Haar pure stem en spel gaan kopje onder in een brouwsel van elektrisch snarenspel, pseudovolksmuziek, samples en hopeloos sentimenteel gedoe. Secret love heet de cd. Dat geeft zeer te denken.[4]
  1. snarenspel op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  4.   Weblink bron “Wereld: Georgia Dagaki - Secret love *” (1 juli 2009,), Het Parool