• gi·taar·mu·ziek
enkelvoud meervoud
naamwoord gitaarmuziek
verkleinwoord

de gitaarmuziekv

  1. (muziek) muziek gemaakt door of voor een gitaar
     Solomon draait de intense gitaarmuziek die Richie Havens op Woodstock speelde op volle sterkte en laat Owen de Vox Continental behandelen als een percussie-instrument.[2]
     Sowieso heeft gitaarmuziek, waar de nadruk op ligt in het onderzoek, volgens Michiel niet zijn beste tijd. "Urban en hiphop is hard aan het groeien. En bubblegum pop ook. Gitaarmuziek is van oorsprong minder positief." De emotionele, treurige artiesten zijn er nog wel, volgens Michiel. "Maar ambachtelijke gitaarliedjes zijn in de minderheid. En dat heeft zijn weerslag op de inhoud van de gemiddelde songtekst."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Luisteren we meer naar positieve muziek?” (25-11-2017), NOS