smuiger
- smui·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smuiger | smuigers |
verkleinwoord | smuigertje | smuigertjes |
de smuiger m
- (pejoratief) iemand die stiekem dingen doet
- Brassinga's vertaling bestrijkt alle registers tussen (kunstig gefantaseerd) bargoens en statig archaïsch Nederlands, en weet ook de ironie en de meanderende stijl - van Melvilles alwetende verteller goed te treffen. En passant stofte ze tal van mooie vergeten woorden af, variërend van smuiger (gluiperd) en ontheisterd (ontredderd) tot dallesdekker (overjas) en gezelzen (bij elkaar zijn). [4]
- (bouwkunde) onderdeel van een gebouw om de rook van een haard af te voeren
- In Textielmuseum in Tilburg taxeert expert Kitty Laméris twee grote tegels die in de achttiende eeuw in de Zaanstreek werden gebruikt om een zogenaamde smuiger (een overhangende schoorsteen) mee te betegelen. [5]
- [1] bedrieger
- [1] gluiperd
- [1] stiekemerd
- [2] rooktrekker
- [2] schoorsteen
- [1] smuigerig
- [2] smuigerhout
- [2] smuigerijzer
- [2] smuigerrand
- Het woord smuiger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smuiger" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ smuiger op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Steinz, P.Socrates op een raderboot; Melvilles laatste roman smijdig vertaald (19 december 1997) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-11-27
- ↑ Tussen kunst en kitsch (24 februari 2016) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-11-27
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be