• smiecht
  • wellicht van  smiegen ww  "stiekem handelen", in de betekenis van ‘smeerlap’ aangetroffen vanaf 1899 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord smiecht smiechten
verkleinwoord - -

de smiechtm

  1. (scheldwoord) bedrieglijk persoon
    • De smiecht had hem van een Moldavisch grietje afgetroggeld.[5] 
  2. (scheldwoord) schoft, smeerlap
    • Een vuile smiecht. 
95 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[6]