Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sluis·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sluishoofd sluishoofden
verkleinwoord sluishoofdje sluishoofdjes

Zelfstandig naamwoord

het sluishoofdo

  1. (scheepvaart) de constructie aan het begin en het einde van een schutsluis en bevat de sluisdeuren.
    • Het sluishoofd werd na de doorvaart van het schip gesloten. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie