• bin·nen·hoofd
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenhoofd binnenhoofden
verkleinwoord binnenhoofdje binnenhoofdjes

het binnenhoofdo

  1. (scheepvaart) het aan binnenwater gelegen sluishoofd van een schutsluis, bij een sluis dat de overgang vormt tussen binnen- en buitenwater.
    • Het binnenhoofd grenst direct aan het binnenwater.