Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slo·ten·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slotenmaker slotenmakers
verkleinwoord slotenmakertje slotenmakertjes

Zelfstandig naamwoord

de slotenmakerm

  1. (beroep) iemand die sloten en sleutels maakt
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be