Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slin·ge·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slingering slingeringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de slingeringv

  1. een heen en weer gaande beweging
     Kapitein Wolfgang deed hem voor hoe zijn benen uit elkaar te planten om niet bij een onverhoedse slingering van het schip om te vallen.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen