[2] sliding bij honkbal
  • sli·ding
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘glijdende beweging bij voetbal’ voor het eerst aangetroffen in 1946 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sliding slidings
verkleinwoord

de slidingm [3]

  1. (voetbal) een glijdende beweging met de benen om de bal te veroveren van de tegenstander, waarbij soms de benen van de tegenstander (eerst) worden geraakt in plaats van de bal
    • Toni had na een half uur al mot met een van de jongens. Een Roemeen zou iets te hard zijn ingekomen met een sliding. Toni's dreiging dat hij hem zou laten zwemmen met een blok beton begreep de Roemeen niet. De andere probeerde het hem uit te leggen terwijl Toni ze voor stomme konijnenneukers uitmaakte; hij bleef maar schreeuwen.[4] 
    • Hij scheurt bij een sliding de voorste kruisband van zijn linkerknie af. ,,Ik speel nooit meer tegen NAC," zegt Heitinga in zijn emotie. [5] 
  2. (sport) glijdende beweging bij honkbal om het honk te halen voordat de bal gevangen is door de honkman
86 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[6]