Sleepruimen aan een tak.
  • slee·pruim
  • In de betekenis van ‘heester, vrucht daarvan’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • Samenstelling van slee (de naam van de sleedoorn) en pruim.
enkelvoud meervoud
naamwoord sleepruim sleepruimen
verkleinwoord sleepruimpje sleepruimpjes

de sleepruimv / m

  1. de vrucht van de sleedoorn (Prunus spinosa)
    • Van sleepruimen wordt onder meer sloe gin gemaakt, een sterke likeur.