slangenhalsschildpadden


 
roodbuikspitskopschildpad (Emydura subglobosa)
  • (IPA in voorbereiding)
  • slan·gen·hals·schild·pad·den
enkelvoud meervoud
naamwoord slangenhalsschildpadden
verkleinwoord

de slangenhalsschildpaddenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord slangenhalsschildpad
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (reptielen) een familie Chelidae   van schildpadden. Een groot aantal soorten heeft een zeer lange nek, echter niet allemaal. Alle soorten leven in Australië, Nieuw-Guinea en Zuid-Amerika, en zijn vrij sterk tot zeer sterk aan water gebonden. Geen enkele soort wordt gemiddeld groter dan 50 centimeter, de kleinste soorten blijven rond 15 cm