• skik·ke·leg
  • Afkomstig uit het Nederduits
  • Noors bijvoeglijk naamwoord met het achtervoegsel -leg
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud skikkeleg skikkelegare skikkelegast
o enkelvoud skikkeleg
meervoud skikkelege
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
skikkelege skikkelegare skikkelegaste

skikkeleg

  1. behoorlijk, bevallig, degelijk, deugen, goed
  2. fatsoenlijk, geschikt, netjes

skikkeleg

  1. echt
  2. fatsoenlijk