sit
Niet te verwarren met: síť |
- sit
- Afkomstig van het Oudnoorse voornaamwoord sitt
Naar frequentie | 414 |
---|
sit, o (3e persoon, onzijdige vorm van het Deense bezittelijke voornaamwoord sin)
- zijn
- «Søndag aften udråbte Tyrkiets premierminister Recep Tayyip Erdogan sit eget partiet AKP som vinder af landets lokalvalg.»
- Op zondagavond riep de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan zijn eigen partij AKP uit als de winnaar van de lokale verkiezingen in het land.
- «Søndag aften udråbte Tyrkiets premierminister Recep Tayyip Erdogan sit eget partiet AKP som vinder af landets lokalvalg.»
- sit in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Naar frequentie | 765 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to sit |
he/she/it | sits |
verleden tijd | sat |
voltooid deelwoord |
sat |
onvoltooid deelwoord |
sitting |
gebiedende wijs | sit |
sit
vervoeging van |
---|
ĕsse |
sĭt
- actief conjunctief praesens, derde persoon enkelvoud van ĕsse
- sit
sit
- tegenwoordige tijd van sitja
sit
- gebiedende wijs van sitja
sit
- tegenwoordige tijd van sitje
sit
- gebiedende wijs van sitje
sit
- tegenwoordige tijd van sitta
sit
- tegenwoordige tijd van sitte
sit
- verouderde spelling of vorm van sitt tot 2012