• si·ka
enkelvoud meervoud
naamwoord sika sika's
verkleinwoord - -

de sikav / m

  1. (evenhoevigen) benaming voor een hoefdier Cervus nippon  , uit de onderfamilie der echte herten Cervinae  
     Voor de wereldprimeur is het Nationaal Instituut voor Agronomisch Onderzoek (Inra) in Clermont-Ferrand verantwoordelijk, in samenwerking met het Nationaal Natuurhistorisch Museum in Parijs dat meerdere hertensoorten, in het bijzonder ook sika's, logies geeft.[2]
  2. (vlooien) (Suriname) parasiet waarvan het wijfje zich in de huid van mensen boort, Tunga penetrans  
     Aanvankelijk veroorzaakt de sika een hevig jeuken.[3]
  1. sika op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Wijfjeshert baart Japans sikakalf na invitrobevruchting” (20 oktober 2006) op gva.be
  3.   Weblink bron
    H.J.V.
    Siphonaptera, Martinus Nijhoff/E.J. Brill, Den Haag/Leiden in:
    Herman Daniël Benjamins & J.F. Snelleman (red.)
    Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië. (1914-1917), p. 632


sika

  1. jij