sika
- si·ka
- [1] van Japans 鹿 (shika) "hert"
- [2] van Surinaams sika dat teruggaat op Wolof jiga "rode larf van een soort mijt" [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sika | sika's |
verkleinwoord | - | - |
- (evenhoevigen) benaming voor een hoefdier Cervus nippon , uit de onderfamilie der echte herten Cervinae
- ▸ Voor de wereldprimeur is het Nationaal Instituut voor Agronomisch Onderzoek (Inra) in Clermont-Ferrand verantwoordelijk, in samenwerking met het Nationaal Natuurhistorisch Museum in Parijs dat meerdere hertensoorten, in het bijzonder ook sika's, logies geeft.[2]
- (vlooien) (Suriname) parasiet waarvan het wijfje zich in de huid van mensen boort, Tunga penetrans
- ▸ Aanvankelijk veroorzaakt de sika een hevig jeuken.[3]
-
1. Een sika op Miyajima .
-
2. Een vergroting van een sika op mensenhuid.
- Het woord sika staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ sika op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Wijfjeshert baart Japans sikakalf na invitrobevruchting” (20 oktober 2006) op gva.be
- ↑ Weblink bron H.J.V.Siphonaptera, Martinus Nijhoff/E.J. Brill, Den Haag/Leiden in:Herman Daniël Benjamins & J.F. Snelleman (red.)Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië. (1914-1917), p. 632
sika